“EO Metterdaad opent harten en deuren”

Dat de positie van Christenen in de meeste Islamitische landen onder vuur ligt, behoeft nauwelijks betoog. Pakistan is daar geen uitzondering op. Hoewel de Pakistaanse grondwet godsdienstvrijheid toestaat en de gelijkheid tussen Moslims, Christenen en Hindoes door de grondlegger van dit land, Mohammed Ali Jinnah (1876-1948), werd gegarandeerd, in de praktijk komt hier nauwelijks iets van terecht.  De positie van Christenen is in dit land dan ook weinig benijdenswaardig. Ze worden achtergesteld en vooral op het platteland leiden ze een marginaal bestaan. Naast de bekende problemen zoals; valse beschuldigingen van blasfemie, gedwongen kindhuwelijken en straffeloze verkrachting van Christenmeisjes, is arbeidsdwang (slavernij) hier het grote probleem. Afhankelijk gemaakt door leningen met torenhoge rentes gaan de schulden van de ouders over op de kinderen. Uitzichtloos leiden ze een troosteloos bestaan waarbij ze dagen lang geknield de stenen keren die staan te drogen voordat ze gebakken kunnen worden. Beelden die mij altijd sterk aan het land Goosen doen denken.  

‘Hier iets aan doen’, was onze opdracht toen we in november 2020 met camera’s gewapend, naar Pakistan vertrokken. We filmden er de kinderen die dit slavenwerk verrichtten, maar ook de school die Pr. Simon van Mercy Angels Pakistan voor hen had gebouwd. We brachten de treurige situatie in beeld toen een vrouw, wier man was vermoord, zonder middelen van bestaan kwam te zitten. Maar ook de kans die zij kreeg toen zij naailessen kreeg en haar eigen winkeltje kon openen.  Terug in Nederland hebben de mensen van EO Metterdaad hier een prachtige documentaire van gemaakt en u, u heeft uw hart laten spreken en ruim gegeven.

De Global Action School “Paradise” in Sahoki Malian

Als je bij deze school aan komt, waan je je lang niet in het paradijs. Deze school dankt haar naam dan ook niet aan de plek waar zij staat of het schitterende gebouw dat gesuggereerd wordt. Zij staat in één van die zogenaamde “brick kilns” (steenfabriekjes) waar het in de omgeving van Lahore mee bezaaid is. Een paar bergen klei, wat modderpoelen, rijen opgestapelde stenen die staan te drogen en een oven met een schoorsteen. Daar tussendoor staan de huisjes van de arbeiders. Los opgestapelde stenen muurtjes en als het meezit een betonnen dak en vloer, maar vaak ontbreekt dat laatste. Dan is de vloer, net als de rest van de nederzetting, aangestampte aarde. Wat wel paradijselijk aandoet, is de manier waarop je door de kinderen begroet wordt. Ze hadden al een tijd staan wachten en toen het dan eindelijk zo ver was, wierpen ze mij met stralende gezichten de bloemblaadjes toe die ze de dag er voor hadden verzameld. ‘De meneer van hun schooltje zou komen’. Vol spanning hadden ze er naar uitgezien. Eindelijk mochten nu ook zij, net als alle andere kinderen in de hele wereld, naar school. Eindelijk zouden nu ook zij leren lezen, rekenen en schrijven. Misschien dat ze een kans kregen om later ooit echt betaald werk te kunnen doen. Dan zouden ze eindelijk hun schulden kunnen afbetalen en “vrij zijn”. Die bloemetjes plaveiden niet alleen mijn entree in deze school. Het waren eerder tekenen van hoop, gestrooid op de weg naar hún vrijheid. De deur van die school wordt hún deur naar de vrijheid.

Toen we eenmaal onder het gerafelde dekzeil zaten dat hun tijdelijke behuizing tegen de felle zon en stevige stortbuien moest beschermen, begon ik te vertellen. Een verhaal uit de tijd dat het allemaal nog goed was op deze aarde. Een tijd waarin de mensen, het waren er toen nog maar twee, in liefde en harmonie samenwoonden. Elkaar liefhadden en met vreugde hun werk deden. Je moet er bij geweest zijn om iets van de blijdschap en iets van het verlangen van deze kinderen te kunnen begrijpen. Hun ogen straalden terwijl ze hun hart openden voor die verwachtingsvolle toekomst. Ooit zou het weer worden zo als toen. En zij zouden het meemaken! Daarom heet deze eerste van de drie scholen die ik afgelopen weken in de Punjab geopend heb, “Paradise”. Achteraf gezien toch een perfecte naam denk ik.

Een naaiatelier in Nowshera Virkan

Het laatste van de vier naaiateliers dat ik de afgelopen dagen mocht openen was in Nowshera Virkan  een dorpje dat uren rijden van mijn hotel in Lahore vandaan ligt. Een paar onverharde straatjes met aan de randen de gebruikelijke hopen afval en bergen koeienmest. Tot hoopjes van een paar kilo gekneed ligt dat opgestapeld tegen de muren te drogen. Brandstof voor de van keien vervaardigde “oventjes” waarop de bewoners van de Punjab hun eten koken. Van de term “biomassa” hebben ze hier nog nooit gehoord en het klimaatprobleem gaat dan ook volledig aan de bewoners van de veelal armoedige huisjes volstrekt voorbij.  Ze hebben hier wel andere zorgen. De herders die, op zoek naar iets eetbaars, met een koppeltje koeien langs de rijstvelden trekken, verdienen het zout in de pap nog niet. De jongetjes die, ter verkoeling,  deze enorme beesten  in de overal aanwezige plassen laten zwemmen, kijken hun ogen uit naar de paleizen van de landeigenaren die je her en der tegenkomt. Geïsoleerder nog dan dit dorpje, leven de vrouwen die er wonen. Vaak in hun huizen opgesloten, zonder enige scholing of werk is afwachten wat er op hun weg komt een niet te veranderen noodlot. Hoe hoopvol keek dit meisje mij aan toen ik voor haar moeder en vijftien andere vrouwen dit isolement mocht doorbreken. Het is niet overdreven wanneer ik zeg dat ik, namens al die mensen die dit fantastische werk mogelijk hebben gemaakt, een “genadejaar” mocht aankondigen.

“WILT U DAT HET NIET BIJ DEZE ENE KEER BLIJFT, MAAR WILT U DIT FANTASTISCHE WERK BLIJVEND ONDERSTEUNEN, ADOPTEER DAN EEN LEERPLEK EN VUL BIJ OMSCHRIJVINGIN; A) ALGEEEN, B) PAKISTAN of C) NAAIATELIER.

KLIK HIER